De behandeling
De afwijking is in veel gevallen te corrigeren door middel van een operatie. Hierbij wordt op een gecontroleerde manier het bot gebroken en weer met schroefjes, pennetjes, staaldraad en/of met een plaatje weer aan elkaar vastgezet in de juiste stand.
Verschillende behandelmogelijkheden
Er zijn verschillende technieken mogelijk. De keuze hangt af van wat er precies aan de hand is en de voorkeur van uw handchirurg. Vaak wordt overigens het niet-aangedane middenhandsbeentje geopereerd wanneer een vingerkootje gedraaid is vastgegroeid.
Voor- en nadelen van de behandeling
Het voordeel van de ingreep is een verbeterde stand van de vinger en daardoor minder functionele klachten. Een nadeel kan zijn het langdurige herstel, onvoldoende standscorrectie en de stijfheid die na deze ingreep kan optreden, naast de hieronder genoemde complicaties. Mocht u weinig tot geen last hebben van de standsafwijking van uw vinger, dan valt het te overwegen om geen ingreep te laten verrichten.
Nabehandeling
Niet-oplosbare hechtingen worden na 10 tot 14 dagen verwijderd door de handtherapeut of uw handchirurg.
De nabehandeling hangt af van de stevigheid van de constructie. Meestal is er gebruik gemaakt van schroefjes en/of een plaatje en is de constructie zoals dat heet ‘oefenstabiel’. Na een korte rustperiode van een paar dagen (in een gips) gaat u onder begeleiding van een handtherapeut oefenen. Er wordt een beschermende spalk voor u gemaakt, die u alleen af doet om te oefenen en te douchen. Meestal draagt u die beschermende spalk ongeveer 3 tot 4 weken in totaal.
Wordt de constructie met pennetjes vastgezet of is er een bottransplantaat gebruikt, dan is de constructie meestal minder stabiel en krijgt u gedurende een aantal weken een gipsspalk (die u niet af mag doen), alvorens u begint met oefentherapie.