Onderzoek & diagnose afwijkend uitstrijkje
Als u door uw huisarts naar onze kliniek bent verwezen dan heeft u eerst een gesprek met de arts die o.a. uitleg geeft over wat een afwijkend uitstrijkje precies is en wat er aan gedaan kan worden. Aansluitend volgt er een gynaecologisch onderzoek, waarbij nauwkeurig wordt gekeken naar de baarmoederhals met behulp van een vergrootglas, om te zien of de afwijking behandeld moet worden. Dit noemen wij een colposcopie.
Colposcopie
Een colposcopie is een onderzoek van de vagina en baarmoedermond gebruik makend van een microscoop. Vrouwen met een afwijkend uitstrijkje komen in aanmerking voor dit onderzoek. De arts kan met een colposcoop goed zien of er afwijkende gebieden aanwezig zijn op de baarmoedermond.
Hoe gaat een colposcopie in zijn werk?
U neemt plaats op de gynaecologische onderzoekstoel. De arts gebruikt een ‘speculum’ om de baarmoedermond in zicht te krijgen en positioneert dan een microscoop (“colposcoop”) voor het speculum, zodat de baarmoedermond met vergroting kan worden bekeken. Op een scherm kunt u zelf meekijken.
Vervolgens brengt de arts sterk verdund azijnzuur aan op de baarmoedermond. De meeste vrouwen ervaren dit niet als pijnlijk, hooguit als iets prikkend. Door het azijnzuur kan de arts, aan de reactie van het slijmvlies op de baarmoedermond zien of en waar de afwijkende cellen van de baarmoedermond zich bevinden. Het gehele onderzoek duurt ongeveer vijftien minuten. Sommige vrouwen hebben nadien een beetje bloedverlies. Daarvoor krijgen zij een tampon of maandverband.
Als het slijmvlies niet goed reageert bij een colposcopie kan de arts het volgende voorstellen:
- Een baarmoederbiopsie. De arts neemt wat slijmvlies weg uit de baarmoederhals om verder te laten onderzoeken. Dit kan even pijnlijk zijn en kan leiden tot een aantal dagen bloedverlies.
- Een lisexcisie. De baarmoedermond wordt verdoofd met een dunne naald. De arts neemt vervolgens een groter stukje weefsel weg dan bij een baarmoederbioposie. Verdere behandeling is dan niet noodzakelijk.
Colposcopie met weefselonderzoek
Als de gynaecoloog bij het colposcopisch onderzoek een afwijking constateert, dan zal er op die plaats een stukje weefsel worden weggenomen. Dit wordt een biopsie genoemd en gebeurt zonder verdoving. Dat kan even pijn doen, maar verdoven is pijnlijker. Het weggenomen weefsel wordt vervolgens in het laboratorium onder de microscoop onderzocht. Dit wordt ook wel ‘histologie’ genoemd.
De voorstadia worden geclassificeerd volgens de CIN-indeling. Hieronder beschrijven wij de meest voorkomende uitslagen van het weefselonderzoek volgens deze CIN- indeling.
CIN is een afkorting van:
- Cervicale (van de baarmoederhals)
- Intra-epitheliale (in de bekledende laag)
- Neoplasie (nieuw weefsel)
Als het weefsel afwijkend is, wordt ook wel de term ‘dysplasie’ gebruikt.
Bij CIN I - lichte dysplasie (het weefsel heeft een lichte afwijkingen)
Bij CIN II - matige dysplasie (de weefselafwijkingen zijn wat duidelijker)
Bij CIN III – ernstige dysplasie (er zijn sterke afwijkingen in het weefsel)
Mocht er dysplasie (voorstadium van baarmoederhalskanker) worden geconstateerd, dan betekent dit niet dat dit daadwerkelijk baarmoederhalskanker tot gevolg heeft.
Alle vrouwen met een CIN afwijking worden gevolgd middels controle uitstrijkjes, tot de afwijking weer verdwenen is. Het kan zijn dat het immuunsysteem het HPV virus doet verdwijnen waardoor de afwijking normaliseert of er zal worden voorgesteld de afwijking te behandelen.