Tijdens het bewegen van de pols bewegen de polsbotjes op een ingewikkelde manier ten opzichte van elkaar. Bij een letsel van het SL-bandje kan er een standsverandering optreden van het bootvormig en maanvormig botje en wordt het bewegingspatroon verstoord. Door de verstoring van het bewegingspatroon gaan de botjes op een verkeerde manier ten opzichte van elkaar bewegen. Dit heeft bij een aantal cliënten pijnklachten als gevolg.
Op langere termijn kan er vervroegde slijtage van het kraakbeen van het polsgewricht ontstaan. Dit wordt artrose genoemd. Het moment waarop artrose ontstaat, varieert van patiënt tot patiënt. Het kan binnen een jaar optreden of pas na vele jaren (soms wel tientallen jaren). Het is een specifiek patroon van artrose die op één plek begint en zich langzaam naar meerdere plaatsen in de pols uitbreidt. Ook de snelheid van de uitbreiding wisselt van patiënt tot patiënt. De aanwezigheid van artrose op de röntgenfoto hoeft niet altijd te betekenen dat de patiënt pijnklachten heeft. De aanwezige artrose is echter wel een belangrijke bepalende factor voor de keuze van de behandeling (indien de pijn een behandeling nodig maakt). In het geval van artrose praten we over een SLAC-wrist, ofwel Scapho Lunaire Advanced Collaps (vrij vertaald ‘verder gevorderde ineenstorting van het bootvormig/maanvormig botje’ en is er een andere behandeling nodig (SLAC-wrist) dan bij een relatief vers SL-band letsel.