Het polsgewricht bestaat uit de botten van de onderarm, de polsbotjes zelf en de bases van de vijf middenhandsbeentjes. De polsbotjes worden verdeeld in de eerste en tweede rij, ook wel de proximale en distale rij genoemd. De gewrichtsbanden van de pols zijn ook onder te verdelen in 2 groepen: intrinsieke en extrinsieke ligamenten. De intrinsieke ligamenten zijn kort, stug en sterk en lopen tussen twee naast elkaar gelegen polsbotjes. De extrinsieke ligamenten zijn langer en soepeler. Hier overheen lopen de pezen die ook de pols stabiliseren. Ze ondersteunen de pols als een soort teugels tijdens het gebruik van de hand. Ze verlopen aan beide zijden van de pols en gaan over in de spieren van de onderarm.
Bij het bewegen van de pols volgen de acht polsbotjes altijd een ingewikkeld doch vast bewegingspatroon. In het geval van een midcarpale instabiliteit is dit vaste patroon verstoord. Deze verstoring is het gevolg van slapte van de ligamenten, ook wel hyperlaxiteit of hypermobiliteit genoemd.